
Verhaal achter de platenhoes - War - U2
“Iedereen denkt dat we hem betaald hebben met een doos Mars-repen”, zei bassist Adam Clayton van U2 eens over de hoes van het album ‘War’. Dat was deels waar. Het jongetje op de hoes, Peter Rowen, kreeg inderdaad een doos Marsen van U2, maar dat was voor de foto op de hoes van debuut-EP ‘Three’. De zoete investering leidde tot een blijvend imago van het kind met de vroegwijze ogen en de ongewoon sterke blik. Hij verscheen op drie platenhoezen van U2. Naast ‘Three’ staat hij op de cover van ‘Boy’, de eerste LP van U2 en op deze derde LP ‘War’.
In plaats van de onschuld van de foto van het debuutalbum ’Boy’ heeft Peter op deze hoes, passend bij de titel, een boze uitdrukking en een bloederige lip. Het idee komt van zanger Bono: “Oorlog kan het verhaal zijn van een gebroken gezin, een gezin in oorlog. In plaats van tanks en geweren op de hoes te zetten, hebben we een kindergezichtje neergezet. Oorlog kan ook een mentaal iets zijn, een emotioneel iets tussen liefdes. Het hoeft niet fysiek te zijn."
Het thema past bij de Ierse band. De bandleden uit Dublin groeiden op met een burgeroorlog aan hun grenzen, in Noord-Ierland, tussen de verzetsbeweging IRA enerzijds en de protestantse minderheid en het Britse leger dat het landje bij het Verenigd Koninkrijk moest houden, anderzijds. De gewapende strijd duurde tientallen jaren, van de jaren zestig tot diep in de jaren negentig, en kostte ruwweg 3.500 levens.
Op deze derde LP verwoorde het viertal uit Dublin – Ierland was officieel neutraal in het conflict in Noord-Ierland, maar er was een heel brede stroming in het land die de broeders uit het noorden graag ‘thuis’ wilde laten komen - vol passie zijn mening over de politieke situatie en de mens in het algemeen met nummers als ‘Sunday Bloody Sunday’. De militair getinte ritmes van drummer Larry Mullen Jr. en de gestaag dalende riffs van gitarist Edge vormen de perfecte achtergrond voor de persoonlijke aanval van zanger Bono op de voortzetting van de strijd tussen de IRA en ‘Londen’. War werd één van de rauwste albums van U2 en kwam op nummer 1 binnen op de Engelse hitlijsten.
Het kind op de hoezen is een broertje van een vriend van Bono, Derek Rowen, uit de begintijd van U2. De foto is genomen in het huis van fotograaf Ian Finlay in een buitenwijk van Dublin. Voor de Amerikaanse markt verving de platenmaatschappij, bang dat U2 beticht zou worden van pedofilie, de hoes met de zesjarige Peter met blote bovenborst voor een hoes met getekende foto's van de groepsleden. Tot grote woede van Bono, die ook moest accepteren dat voor de hoes van de tweede LP, ‘October een traditionele bandfoto werd gekozen. Maar eigengereid als hij is, zette Bono voor de derde LP, ‘War’ dus, zijn zin door en kwam Peter Rowen weer op de hoes. Drie jaar ouder, boos kijkend en met een bebloede lip.
U2 groeide uit tot een van de grootste rockbands van de wereld. Dat kon je je in de tijd van ‘Boy’ niet voorstellen. In 1981 trad U2 nog op in poppodium Eksit in Rotterdam. Het bezoek van de band was een noodgreep van de manager. De manager van de band belde naar de toenmalige programmeurs van de Eksit. Of ze alsjeblieft U2 op het podium wilden hebben. Eksit hapte toe. Het concert was niet eens uitverkocht; een enkele bezoeker heeft na het optreden gezellig in de kleedkamer gezeten met Bono. Zes jaar later speelde U2 voor een uitverkochte Kuip en was Bono een ongenaakbare ster.
En wat is er van ‘boy’ Peter Rowen terechtgekomen? Hij werd skateboardkampioen van Ierland en ging eind jaren negentig in een skateboardwinkel werken. Tegenwoordig werkt hij als freelance fotograaf. Zijn grote voorbeeld is de Nederlander Anton Corbijn, die de beroemde woestijnfoto voor het U2-album ‘The Joshua Tree’ maakte en min of meer de vijfde U2’er werd. Op de binnenkant van deze hoes staat al een foto van de bandleden die door Corbijn is gemaakt.
Als je googlet op de naam Peter Rowen zie je foto’s van een man die altijd serieus kijkt en niet lacht. Of dat aan zijn gebit ligt na al die Marsen weet ik niet. Het zou zo maar kunnen.
Gerrit-Jan Vrielink